Voldoen aan de conditionaliteiten (GLMC 1 t/m 10, waarbij GLMC staat voor Goede landbouw- en milieuconditie) is een basisvoorwaarde voor het verkrijgen van zowel de basispremie als de vergoeding vanuit de eco-regeling. De regels over gewasrotatie en rustgewassen staan in GLMC 7 en bestaan uit drie normen, maar ook wat vrijstellingen.
Check vrijstellingen GLMC 7
GLMC 7 is gericht op het roteren van gewassen voor een verbeterde bodemgezondheid. Voor GLMC 7 gelden diverse vrijstellingen. Een eerste stap is kijken of je in aanmerking komt voor vrijstelling. Voor de gewasrotatie (norm 1 en 2) kunnen bijvoorbeeld graslandbedrijven (>75% gras) vrijstelling krijgen. Ook kunnen bepaalde percelen zijn vrijgesteld (vrijstellingen gewasrotatie). Voor norm 3 kunnen slechts percelen worden vrijgesteld met meerjarige teelten die gedurende de periode 2023 tot en met 2026 aaneengesloten op het perceel staan.
Drie normen
Om in aanmerking te komen voor GLB-landbouwsubsidie moet je aan de volgende drie normen voldoen:
Norm 1: de 1/3-eis
Kom je niet in aanmerking voor vrijstelling, dan teel je op minimaal 1/3 van het bouwland een ander gewas als hoofdteelt (andere gewascode). Of je teelt een of meer volgteelten (andere gewassoort) na de hoofdteelt. Een volgteelt moet zo snel mogelijk na het hoofdgewas worden ingezaaid en moet dan blijven staan tot de inzaai van de volgende hoofdteelt. Het 1/3-deel waarop je moet roteren is het deel van de totale oppervlakte van het bouwland inclusief de vrijgestelde oppervlakte, zoals tijdelijk grasland en meerjarige teelten (voorbeelden voor norm 1: de 1/3-eis). Vanuit de mestwetgeving was het al verplicht om na de teelt van mais op zand- en lössgronden een vanggewas in te zaaien voor 1 oktober en te telen tot ten minste 1 februari. Vanuit deze GLMC-regel is dat tot aan de inzaai van het volgende hoofdgewas. Vanaf 2024 is dit ook verplicht voor bedrijven met een derogatievergunning op klei- en veengrond in met nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden). Hier geldt geen uiterste zaaidatum. Aan deze verplichting kan worden voldaan door het onderzaaien van een vanggewas of door direct te zaaien na de oogst.
Norm 2: andere hoofdteelt
Kom je niet in aanmerking voor de vrijstelling dan teel je eens in de vier jaar op je bouwlandpercelen een ander gewas als hoofdteelt, gerekend vanaf 1 januari 2023. Voor veel akkerbouwbedrijven is deze gewasrotatie heel gebruikelijk. Bij veehouderijbedrijven is dat vaak anders omdat ze vooral voedergewassen zoals mais en gras telen. Een goed roulatiesysteem met mais en tijdelijke grasland is mogelijk wel een oplossing. Ook het telen van granen (voor bijvoorbeeld GPS-kuilen of levering aan de voerfabriek) of een teelt van stokbonen met mais zijn opties voor voedergewassen. Grondruil met akkerbouwers is ook een optie.
Norm 3: rustgewas
In de periode van 1 januari 2023 tot 1 januari 2027 teel je op zand- en lössgrond één keer een rustgewas als hoofdteelt. Vanaf 2027 wordt dit eens per drie jaar. Je krijgt pas een vrijstelling als een meerjarige teelt in de periode van 2023 tot 2027 aaneengesloten op het perceel staat. Op de site van RVO vind je een tabel met alle rustgewassen. Daarop staan onder andere grasland, granen, klaver, luzerne en graszaadteelt. Ook een korte (groente)teelten of vroeg geoogste gewassen (of een combinatie van beide), gevolgd door een onbemest vanggewas dat vóór 1 september wordt ingezaaid wordt beschouwd als rustgewas. De hoofdteelt mag elk gewas zijn. Het vanggewas moet tot 1 februari blijven staan. Een hoofdteelt is het gewas dat er tussen 15 mei en 15 juli het langste staat. Met de genoemde opties voor granen bij ‘norm 2’ kan ook aan ‘norm 3’ worden voldaan.
Meer informatie
Extra informatie en actualiteiten vind je op de website Conditionaliteiten GLB 2024 (rvo.nl). De specialisten van AR Bedrijfsontwikkeling helpen je uiteraard graag. Je kunt ook een mail sturen naar info@ar-bedrijfsontwikkeling.nl. Dan neemt een van onze specialisten vrijblijvend contact met je op.
Verwante artikelen: