Voorbeeld 1
Stel een bedrijf heeft 100 ha bouwland, waarvan 20 ha tijdelijk grasland. Voor de 1/3-eis moet het bedrijf op 33 ha een ander gewas telen dan in het voorgaande jaar. 20 ha tijdelijk grasland voldoet al aan de gewasrotatieplicht vanwege de vrijstelling. Er is geen volgteelt. Dan is er nog 13 ha over waarop volgend jaar een ander gewas geteeld moet worden.
Voorbeeld 2
Een bedrijf heeft 73 ha landbouwgrond. Dit is verdeeld in 40 ha blijvend grasland en 33 ha bouwland, waarvan 28 ha mais en 5 ha tijdelijk grasland. Voor de 1/3-eis moet het bedrijf op 11 ha een ander gewas telen dan in het voorgaande jaar. Aangezien tijdelijk grasland, als vrijgesteld gewas, meetelt voor de invulling van de gewasrotatie-eis, hoeft het bedrijf alleen op 6 ha daadwerkelijk een ander gewas te telen dan in het voorgaande jaar. Dat andere gewas kan ook een volgteelt na de mais zijn, zoals een groenbemester die tot de volgende hoofdteelt blijft staan.